In Europa heeft de danstherapie zich sinds de jaren negentig van de vorige eeuw ontwikkeld tot klinische behandelwijze. Het beginpunt van deze ontwikkeling, aan het begin van de twintigste eeuw, was de verbinding tussen moderne dans en psychologie. In de ‘Ausdruckstanz’ van Isadora Duncan, of de Duitse Rudolf von Laban en Mary Wigman, bepaalde de natuurlijkheid van de beweging en de innerlijke gevoelens de uitdrukkingskracht van de dans. Ook beweging en ademhaling dienden in elkaar over te vloeien. Parallel daaraan ontstonden in de nog jonge wetenschap psychologie (Freud, Jung, Adler, Reich, e.d.) diverse theoretische stromingen, die ook weer invloed hadden op de latere danstherapie.

De eerste generatie danstherapeuten begon in de jaren 1950 met het introduceren van dans in psychiatrische klinieken. Deze generatie werd vooral nog gedreven door zijn engagement en intuïtie; sinds de jaren 1960 zetten therapeuten zich actief in voor een wetenschappelijke verificatie van de danstherapie. Zo wordt de therapeutische doeltreffendheid bestudeerd en worden belangrijke bijdragen geleverd aan de bewegingsobservatie en -ontwikkeling bij kleine kinderen. Ook de fysiologie wordt meer in overweging genomen.